De Architectuur
De architectuur van l’Historial -concept van Henri-Edouard Ciriani- drukt perfect de bestemming van dit gebouw uit : op een alternatieve manier het verhaal van 1914-1918 vertellen, zonder zich te beperken tot de veldslagen alleen.
Vue du bâtiment contemporain de l’Historial © DR
De sobere vormen die sterk in de lijn liggen met de middeleeuwse site van het kasteel van Péronne geven het museum een tijdloos karakter dat tegelijkertijd de emotie van deze tragedie in de verf zet.
Kernwoorden die de principes van Le Corbusier vergelijken en die we terugvinden in het Historial-gebouw :
BETON
« Beton is een heterogeen composiet dat ontstaat uit een intieme mengeling van cement, granulaten, water en kleine hoeveelheden adjuvansen ». Encyclopedie Universalis vol 4.
Het werd reeds gebruikt door de Romeinen en het wordt een waar bouwmateriaal met de komst van het gewapend beton in 1848, uitgevonden door Joseph Lambot. Men begint het te gebruiken in de bouwsector vanaf 1900. Auguste Perret experimenteert, ontwikkelt en exploiteert het beton en zo vormt het voor de pioniers van de moderne architectuur de basis voor hun arcitecturale taal.
Le Corbusier gebruikt beton en smeert het in en verft het op een zodanige manier dat hij een vlak en egaal effect verkrijgt. Verder laat hij het eerder ‘onbewerkt’ zodat hij zijn lievelingsbouwmateriaal openhartig kan onthullen.
In l’Historial gebruikt Henri Ciriani een wit beton (verkregen door het gebruik van wit cement) en hij noemt het graag « pierre coulée » (gegoten steen) waarmee hij nadruk legt op de waardigheid die hij aan dit materiaal wil toeschrijven dat hij in dezelfde klasse plaatst van steen, baksteen of marmer. Om het beton zo een glad mogelijk uitzicht te geven, waren de bekistingen voor l’Historial in gebakeliseerd multiplex voor de muren en in hout, ondergedompeld in hars, voor de pijlers. Men kan cirkelvormige holtes van 70cm zien in de verschillende wanden. Deze gaten komen overeen met de doorgang van de staven die de bekistingswanden uiteenhielden. Ze werden niet opgevuld en dit met de bedoeling de karakteristieke kenmerken van de uitvoering van deze bouwmaterialen te behouden.
RUIMTE
« In het bezit nemen van ruimte is het eerste wat levenden, mensen en dieren, planten en wolken doen. Het is de fundamentele uiting van evenwicht en tijdsduur. Het eerste bewijs van bestaan is ruimte innemen » (le Corbusier, de onbeschrijfelijke ruimte).
Het paal-plaat systeem, het vrije plan, het verdwijnen van de noodzakelijke dragende buitenmuur, de ontelbare mogelijkheden die gewapend beton te bieden hebben, de artistieke aandacht aan het begin van de Xxste eeuw voor ‘ruimte’ en de manier waarop zich dat vertaalt, doen vrij snel het idee rijzen van open en gesloten ruimtes.
Omwisseling, vrijheid, openheid zijn heel nauw verweven of zelfs eerder geïntegreerd in het idee van « een architecturale wandeling ».
Binnenin « komen we binnen, wandelen we, kijken we al wandelend, en leggen de vormen leggen zichzelf uit, ontwikkelen ze zich ». « Van buitenaf komen we dichterbij, zien we, groeit de interesse, waarderen we, draaien we rondjes eromheen, ontdekken we. We worden non-stop en vanuit verschillende hoeken steeds weer beroerd. En het gespeelde spel verschijnt. We wandelen, circuleren en bewegen onophoudelijk en we keren steeds weer terug. » Le Corbusier.
GEVEL
Eén van de gevolgen van « het vrije plan » en van de vrije indeling van de ruimte is het loskomen van het idee dat een voorgevel een bevoorrechte, zijnde de belangrijkste plaats inneemt. Er is geen hiërarchie meer tussen de vier muren die als gelijkwaardig worden behandeld. Le Corbusier becommenterieert in zijn typische woorden de villa Savoye de Poissy (1930) : « Het huis moet geen voorgevel hebben. Gelegen op de top van de koepel * moet het zich openen naar de vier horizonten(*onder koepel dient men te begrijpen : de site van weilanden en boomgaarden in de vorm van een koepel).
Jean-Louis Avril, van Ledoux tot Le Corbusier, oorsprong van de moderne architectuur, edities van Demi-cercle, 1991.
LICHT
Samen met ruimte en materie vormt licht één van de fundamentele elementen van de architectuur. De moderne architecten en meer bepaald Le Corbusier geven licht een overheersende rol. Samen met ruimte draagt licht bij aan de organistatie van de architecturale materie. In l’Historial laat Henri Ciriani het licht een belangrijke rol spelen, zowel in de verwerking als in de actie ervan. De architecturale inrichting die het licht binnenbrengt is op een heel subtiele manier aangewend. De duizelingwekkende kloof die de ‘na-oorlogse’ zaal onderscheidt van de andere zalen in de museumruimte wordt boven alles aanzien als een functionele scheiding en symbolische breuk. De driehoekige dakramen zijn echter ook en vooral aangebracht met de bedoeling zonlicht op te vangen en het indirect te laten binnenvallen in de grote centrale ruimte.
“Binnenshuis is licht datgene wat op een natuurlijke manier doordringt, datgene wat is ons toch wel min of meer situeert in de kosmos. In ondergrondse parkings is van kosmos geen sprake.” Henri Ciriani in ‘Architecture Aujourd’hui’. Woorden opnieuw opgenomen door François Chaslin en Marie-Jeanne Dumont.
MODULOR
In zijn architecturale keuzes laat Le Corbusier zich in de eerste plaats leiden door de mens, “dit wezen dat op zijn gemak moet kunnen rondsnuffelen in zijn ruimte van zijn huis”.
Hij ontwerpt zijn raster op basis van de verschillende delen van het menselijk lichaam, vertrekkende vanuit een silhouet van een rechtopstaand mens die een arm opsteekt. Hij geeft het de naam “Modulor”.
Dit beeld van Modulor is heel bekend geworden.
Zoals de oude Grieken deden, richt Le Corbusier de architecturale ruimte op zo een manier in dat het lichaam zich erin herkent. “De architectuur , die het lichaam als module neemt, reproduceert het en projecteert het buiten zichzelf. Deze projectie is niet oneindig: het heeft tot doel de ruimte te bewegwijzeren waarin de mens zweeft, echter, zonder aanknopingspunten.” Het heeft tot doel de mateloosheid van het universum terug te brengen tot de menselijke maat”. Catherine Millet, “Architectures de Jean Dubuffet”, in Art press, n°45, februari 1981
PILOTIS
Behalve de ondersteunende functie, tillen de pijlers het architecturale volume op, verlichten ze het en maken ze een bewegingsruimte vrij onder de constructie door. In l’Historial nemen de pijlers de vorm van wit betonnen zuilen aan waar de door hars gehaalde bekisting een vlakke en zuivere materie creëert. Aan de westkant heffen de pijlers de volumes op en wissen ze elk zwaartekrachteffect dat gelinkt wordt aan de architecturale materie uit.
VOLUME
“De architecture is het wijze, correcte en magnifieke spel van volumes aanééngelast met het licht … Schaduw en licht onthullen de vormen; de kubussen, de kegels, de bollen, de cylinders of de pyramiden zijn de grote primaire vormen die het licht perfect onthult; we krijgen een helder en tastbaar beeld, zonder dubbelzinnigheid. Dit is waarom het de mooiste, de allermooiste vormen zijn…”
Le Corbusier, Vers unen architecture, éd Flammarion