2 - Tweede deel Vechten© Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Franse uniformen, 1914 (Zaal 2 van het Historial de la Grande Guerre). Vergeleken met de andere oorlogvoerende landen was de Franse uitrusting aan het begin van de oorlog één van de ongeschiktste voor de moderne oorlogsvoering, vooral door de totale onderschatting van de nieuwe effecten van vuur. Het uniform was sinds 1870 nauwelijks veranderd, en de felrode broek zelfs sinds 1829. De rest van de uitrusting dateerde van het einde van de 19e eeuw. Er werd heel weinig rekening gehouden met de noodzaak zo min mogelijk op te vallen, ondanks het nieuwe gebruik van de helm- en kepiehoezen die ingevoerd werden in 1902 en aangepast in 1913. Het leger bestond in die tijd voor twee derde uit infanteristen, maar de aanwezigheid van kurassiers om een bres te slaan op het slagveld, klaroenen voor de aanval, sabels voor de officieren en de zorg om de esthetiek van het velduniform laten zien hoe sterk de mythe van de heroïsche aanval was. Deze vorm van “oorlogscultuur” werd door de omvang van de eerste verliezen en de nieuwe eisen die verbonden waren aan een oorlog in de loopgraven, geleidelijk aan opgegeven.© Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Uitrusting van de Franse soldaat, 1915-1916 (Zaal 2 van het Historial de la Grande Guerre). Het vermaarde “horizonblauwe” Franse uniform, waarmee de Franse legers in de loop van 1915 geleidelijk aan werden uitgerust, samen met de Adrian-helm. Met zijn persoonlijke eetgerei, zijn linnengoed, extra paar schoenen, gereedschappen, wapens en nog wat persoonlijke spulletjes droeg de Franse infanterist letterlijk zijn huis op zijn rug mee. Tijdens het marcheren en het in linie optrekken vormde dit een uitputtende last.© Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Uitrusting van de Duitse soldaat, 1915-1916 (Zaal 2 van het Historial de la Grande Guerre). Lering trekkend uit recente conflicten verving het Duitse leger al vanaf 1907-1910 het traditionele donkerblauwe infanterie-uniform met felrode kraag en beleg door een tuniek met omgeslagen kraag, in veldgrijs ofwel “feldgrau” (eigenlijk een grijsgroene tint), maar nog wel met gekleurde randjes. Dit beleg verdween toen in 1915 een nieuw model uniform geïntroduceerd werd, dat bestond uit een uniformjas met verstopte knopen en alleen versierd met dunne biezen, en een steengrijze laken broek. Op de jas die in deze vitrineput tentoongesteld ligt, zijn deze bijzonderheden te zien. De soldaten droegen laarzen, bijzonder onhandig in de modder van de loopgraven. De infanteriemuts kreeg een lint om de rode band te verbergen. Aan de gordel werden twee lederen patroontassen gedragen. Met dit driedelige model, dat in 1908 in gebruik kwam, kon de reglementaire hoeveelheid van 120 patronen gedragen worden. Eén van de belangrijkste ontwikkelingen, als direct gevolg van de gevechtservaring, is dat de punthelm — hier een model uit 1915 met zijn afneembare punt, gemaakt van een legering van koper en zink ter vervanging van het traditionele geperste leer — vanaf februari 1916 door een stalen helm werd vervangen, waarmee de frequentie en de ernst van de schedelblessures verminderd kon worden. De infanterist was normaal gewapend met een vijfschotsgeweer, een Mauser model 98 (dat geen patroonhouder bevat zoals het hier aanwezige model). De waterdichte linnen ransel verving het kalfslederen model uit het begin van het conflict en diende om de uitrusting, levensmiddelen en kampelementen te dragen, onder andere het tentdoek dat om de tas werd gewikkeld. In de frontlinie werd hij vaak vervangen door een rudimentaire aanvalsbepakking die bestond uit een etensbak met daaromheen de kapotjas en het tentdoek. De granaten, waarvan hier verschillende modellen te zien zijn (steelhandgranaat, eierhandgranaat), werden doorgaans vervoerd in zandzakken. De soldaten droegen ook het gereedschap mee dat ze nodig hadden voor versterkingswerk in het veld: scheppen (met hoezen om te voorkomen dat ze rammelden), klapzagen en bijlhouwelen. Privépapieren en de diatonische accordeon wijzen op de ultieme mogelijkheden van de soldaat om in het extreme geweld aan het front weg te vluchten in zijn identiteit van gewone burger.© Inv.nr : 12 ART 13.1. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Anti-Duits beeld. Een varkenssnuit met een mini-punthelm op een Franse “Adrian”-helm. Waarvoor dit loopgravenobject, bedoeld om de vijand belachelijk te maken, precies gebruikt werd is niet bekend. Maar tijdens de Grote Oorlog was het in Frankrijk wel gebruikelijk om de Duitser te vergelijken met een varken. Het is de uitdrukking van een verdierlijking van de vijand, kenmerkend voor de oorlogscultuur op z’n Frans.© Olieverf op hout. 270 mm x 318 mm. Inv. nr : 14 FI 88. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – De gruwelijkheden van de invasie van 1914. Olieverf op hout, van zeer rudimentaire makelij, waarvan de tekst aangeeft dat na de “inname van een loopgraaf” waar 200 soldaten gevangen genomen werden, de overwinnaars het stoffelijk overschot van een boerenmeisje hebben gevonden, “gemutileerd en gefusilleerd door de barbaren omdat ze geweigerd had aanwijzingen te geven”. Het slachtoffer wordt op de voorgrond afgebeeld onder een lijkwade, terwijl daarachter een bonte menigte soldaten versteend door de macabere ontdekking toekijkt. Een uitzonderlijk zeldzaam voorwerp, duidelijk “live” geschilderd door een getuige die besloten had een dergelijke overschrijding van de oorlogsregels visueel vast te leggen. Recent onderzoek heeft met zekerheid aangetoond dat de “Duitse gruwelijkheden” van de invasie niet alleen een propaganda-argument geweest zijn. In België en Noord-Frankrijk kwamen ze in de eerste weken van het conflict massaal voor.© Inv.nr : 5 USC 63.1. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – “Ya bon”-doos, 1914-1916. Vóór de oorlog was er veel hoop gevestigd op de zwarte troepen (de “zwarte macht” die generaal Mangin zo dierbaar was). Een niet verwaarloosbaar aantal strijdkrachten werd namelijk uit het Franse koloniale rijk onder de wapenen geroepen (uit Frans West-Afrika, vooral Senegal) en naar het westfront gebracht waar ze veel moeilijker inzetbaar bleken dan verwacht. De weersomstandigheden veroorzaakten een groot aantal zieken, waardoor de legerleiding gedwongen was deze troepen gedurende het hele slechte seizoen in te kwartieren in Zuid-Frankrijk. Dit was de belangrijkste reden waarom ze minder verliezen leden dan de troepen uit Europees Frankrijk. De fascinering – tussen discreet racisme en paternalisme – die de zwarte troepen uitoefenden op de opinie in Frankrijk, vooral via de taal die hen toegedicht werd (het “Ya bon” (“lekka”) van deze doos voor onbekend gebruik, te vergelijken met het “ya bon banania” (“lekka banania”) dat in diezelfde tijd populair werd), kende slechts zijn weerga in de weerzin die ze opriepen bij de Duitsers, die de Geallieerden ervan beschuldigden de oorlog tussen Westerlingen diepgaand te hebben verlaagd en dus niet konden beweren de kant van de beschaving te vertegenwoordigen.© Inv.nr : 6 ARM 3.1. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Granaatscherf. Granaten waren in 1914-1918 de belangrijkste veroorzaker van verwondingen van de soldaten. Ze waren verantwoordelijk voor twee derde van de blessures, maar we weten niet hoeveel doden ze hebben veroorzaakt. Dit zou alleen geschat kunnen worden d.m.v. archeologisch onderzoek van de slagvelden. Granaten veroorzaakten de dood op heel verschillende manieren. Als de inslag heel dicht in de buurt was, en vooral als het een granaat van groot kaliber was, kon deze de lichamen letterlijk in het niets laten verdwijnen en soms kon er maar heel weinig van worden teruggevonden. Als de soldaten in een te ondiepe schuilplaats zaten, kon deze door een voltreffer instorten en de mannen levend opsluiten (wat ook het geval was bij de ontploffing van mijnen onder de vijandelijke loopgraven). Vaker waren het echter de granaatscherven die doden en gewonden veroorzaakten. Het fragmentatieproces van de granaten was zo ontworpen dat de granaatscherven na de explosie niet te snel aan snelheid en kinetische energie verloren. De scherven hadden scherpe stekels en veroorzaakten de ergste oorlogsverwondingen. Ze konden elk willekeurig lichaamsdeel afrukken. De grootste scherven, zoals hier, rukten gezichten, hoofden, benen en armen af, scheurden buiken open en sneden soms het lichaam van een man in tweeën. Het kwam trouwens niet zelden voor dat de flarden van de lichamen van hen die getroffen waren, op de kleding of het gezicht van de soldaten in de buurt terecht kwamen. Niet alle granaatscherven waren zo groot als de scherf die we hier zien: meestal waren ze niet groter dan een paar cm², maar het kwam vaak voor dat gewonden geraakt werden door een veelheid aan kleine scherven, soms minuscuul en daarom moeilijk op te sporen en te verwijderen, vooral in de schedel. Heel wat overlevenden moesten de rest van hun leven door met een paar kleine stukjes staal onder hun huid.© Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Verband. In alle legers droegen de soldaten verband in hun uitrusting mee, waarvan de modellen overigens tijdens de oorlog werden geperfectioneerd. Als zijn toestand dat toeliet, moest de gewonde zijn pak verband openen en het op zijn wond aanbrengen. Als hij het zelf niet kon, moesten zijn kameraden of onderofficieren deze eerste hulp toedienen, die bestemd was om de bloeding te stoppen en contact met de grond te vermijden. Pas daarna bracht het medisch personeel (ziekendragers, artsen van de eerstehulpposten) hulp. Te vaak lang daarna.© Inv.nr : 1 UNF 9.2. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Duitse stalen helm (Model 1917 met camouflage). Door de frequentie en de ernst van de verwondingen aan het hoofd was het Duitse leger genoodzaakt zijn soldaten uit te rusten met een zware helm ter vervanging van de punthelm van geperst leer, waarvan de productie veel geld kostte en die slechts een zeer onvoldoende bescherming bood. Dokter Bier, chirurg uit het 18e legerkorps, had aangetoond dat 83% van de verwondingen aan de schedel veroorzaakt werd door, vaak kleine, granaatscherven. Samen met professor Schwerd, een ingenieur van de technische universiteit van Hannover, ontwikkelde hij een stalen helm die voor het eerst ingezet werd bij Verdun in februari 1916. De Stahlhelm, vervaardigd in vijf verschillende maten, bestond uit een uit één stuk geperste stalen plaat. Door toepassing van een legering met 1,5% chroom-nikkel kon het gewicht verminderd worden (1200-1400 g). Op de twee uitsteeksels aan de zijkanten kon een gepantserde voorplaat bevestigd worden (Stirnpanzer) die de helm twee kilo zwaarder maakte, maar die schildwachten en mitrailleurschutters de nodige bescherming bood. Terwijl op het model uit 1916 de kinband van de oude punthelm met een klinknagel aan de onderkant bevestigd werd, werd het model uit 1917 uitgerust met een nieuwe kinband die rechtstreeks vastgemaakt werd aan de metalen stang waarmee de binnenschaal was bevestigd. Om de glans van het staal te beperken, werd een doek ontworpen die de helm bedekte, maar de soldaten hadden ook de gewoonte hun helm in te smeren met aarde of schoensmeer. Op 7 juli 1918 verving het opperbevel de feldgrau verf door een camouflage van geometrische figuren in afwisselend groen, oker en roestbruin, gescheiden door een zwarte streep. De helm, waarvan 7,5 miljoen stuks werden geproduceerd, werd het symbool van de “stalen mannen” van de grote materiële veldslagen zoals Verdun en de Somme.© Grafiet en houtskooltekening op canson. 547 mm x 407 mm. Inv. nr : 9 FI 79. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – “Uur U van D-dag” (tekening van Alexandre Zinoview). Alexandre Zinoview, van Russische afkomst, voltooide zijn schildersopleiding in Parijs in 1908. Hij diende vanaf 1914 in het Vreemdelingenlegioen, zoals vele andere kunstenaars die in Frankrijk woonden of naar Frankrijk waren gekomen uit liefde voor het land, en eindigde de oorlog aan de zijde van het Franse leger. Op deze tekening is de aanval op handen. Het is duidelijk af te lezen aan het laddertje (het “schavot”) tegen de borstwering en de bajonetten op de geweren. Bovendien pronkt een soldaat – een officier? – met een horloge in een beschermende leren hoes. Vóór de aanval werden de horloges van de sectie- en compagniehoofden namelijk op de minuut nauwkeurig gelijkgezet. Met een dergelijke, even nauwkeurige als nutteloze, precisie in de aanvalsplanning trachtte het bevel de ontelbare risico’s die verbonden waren aan de uitval in niemandsland op te heffen.© Inv.nr : 20 FI 2. 1000 mm x 704 mm. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Herinneringspaneel over een gasaanval in 1915. Dit “schilderij” in groot formaat, in reliëf, gemaakt van hout, gips en metaal, vertelt een verschrikkelijke herinnering: de maker (Amiot) verrichtte op 27 oktober 1915, in het Bois Sabot (Champagne), een aflossing van infanteristen met zijn kameraden van het 13e regiment dragonders. Om 4 uur ‘s nachts ondergingen ze bij noorderwind een gasaanval. Ze hadden echter geen beschermende maskers. Alle soldaten in de voorste linie werden vergast – ook Amiot – en de overlevenden werden midden in de nacht geëvacueerd. Velen van hen stierven in een ondraaglijk lijden… We moeten ons niet laten misleiden door het sappige einde van de tekst, waar sprake is van redding door de inhoud van een kan wijn. De zorg waarmee dit “werk” vervaardigd is toont zijn louterende aspect, na een groot trauma. Gas boezemde de strijders de ergste angsten in. “De Noorderwind zaait de dood” …© Inv.nr : 1 APV 1.5. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Fototoestel. Dit Kodak-fototoestel in zakformaat, van Canadese oorsprong, was eigendom geweest van twee azen van de Franse jachtvliegerij, de gebroeders Navarre, tussen 1914 en 1917. Toch waren dit soort kleine toestellen vaker in de zakken van infanteristen te vinden. De oorlog werd overvloedig gefotografeerd door de soldaten, ondanks dat dit door de militaire reglementen verboden was. De kranten in het thuisfront waren op zoek naar spectaculaire foto’s. Ze organiseerden zelfs wedstrijden en publiceerden vele foto’s van soldaten. Toch was dat niet de reden waarom de soldaten de oorlog, hun oorlog fotografeerden. Ze wilden de herinnering vastleggen van een persoonlijke aanwezigheid in het hart van een gebeurtenis van ongekende omvang.© Inv.nr : 6 ART 7.1. Coll. Historial de la Grande Guerre – Péronne(Somme). Foto Yazid Medmoun – Loopgraafcello. Deze Franse loopgraafcello is een typisch voorbeeld van de lichte, handgemaakte en robuuste muziekinstrumenten die door de soldaten vervaardigd werden. Hoewel ze eenvoudig te vervangen waren, waren hun bezitters bijzonder aan ze verknocht en beschouwden ze als het ware als een persoon. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vier frontstrepen op deze cello, dezelfde die de strijders ook droegen (één frontstreep per zes maanden front). Zijn eigenaar, de professionele musicus François Gervais, van het 313e infanterieregiment, zette trouwens in zijn notitieboekje alle details over het ontwerp en de bouw van het instrument uiteen. Naast deze door de soldaten gemaakte instrumenten bestonden er in serie gemaakte instrumenten, vervaardigd buiten de gevechtszone (Duitse mondharmonica’s bijvoorbeeld). In het Britse leger werden ook grammofonen gebruikt. De Britten namen hun stadsvertier en cultuur, die grotendeels gebaseerd was op het repertoire van het variététheater, mee naar het front. Met zijn komische pessimisme was deze cultuur namelijk direct overdraagbaar op de slagvelden. Het exacte gebruik van de muziekinstrumenten is echter nog steeds grotendeels onbekend. Waarschijnlijk dienden ze om “shows” op te voeren en het gezang van de troepen te begeleiden. Het bestaan van dit gezang is aangetoond, maar uiteindelijk is er weinig over bekend. Niettemin getuigen dergelijke, al dan niet geïmproviseerde, muziekinstrumenten aan het front van het bestaan van zeer levendige “culturele praktijken”, die een stukje gezelligheid brachten en het groepsverband versterkten. TERUG NAAR DE ENCYCLOPEDIE