“Mijn herinneringen vanaf mijn veertiende”

“Mijn herinneringen vanaf mijn veertiende”

Dit is een handgeschreven verslag van de herinneringen van een jongere van wie wij geen biografische gegevens hebben(*), maar dat inzicht geeft in de situatie van de mannen die door het Duitse bezettingsleger werden gevorderd voor allerhande werk.

De auteur, Jean Stoll, schreef zijn herinneringen op tijdens zijn militaire dienst als geniesoldaat (155e infanterieregiment) in Commercy, in het departement Meuse in 1919. Het manuscript is zeer fonetisch geschreven en niet altijd goed te begrijpen. Het is waarschijnlijk afkomstig van een jonge man uit het Elzas-Moezelgebied die zich in Lille bevond “op de dag van het bombardement”, toen de Duitsers de stad binnenvielen. Jean Stoll probeerde geld te verdienen om zijn moeder en broer te onderhouden. Hij stal zwart brood, maar ging daarna liever voor de Duitsers werken. Hij werd eerst naar La Bassée gestuurd en daarna naar Arleux, waar hij zich bij de “kolonnes” mannen aansloot die granaten moesten uitladen, en bevond zich in gevaarlijke gebieden. Hij kreeg strafmaatregelen opgelegd, vermoedelijk vanwege zijn naam en zijn accent, maar ook vanwege zijn gewelddadigheden. Omdat hij weigerde loopgraven te graven (30 juni 1916, in Arleux) werd hij samen met drie kameraden voor straf aan een paal vastgebonden. In juli 1917 kreeg hij zweepslagen van een officier en werd twee dagen lang in een cel opgesloten. Hij had het geluk dat hij van juni tot september 1918 in Lille verborgen werd gehouden door een meisje (Adolphine Bernard), die later zijn vrouw zou worden. Op het verbergen van “mannen tussen 14 en 70 jaar” die gevorderd waren voor dwangarbeid stond namelijk gevangenisstraf.

In dit schrift staan aantekeningen over de omstandigheden waarin zijn herinneringen zijn opgeschreven: Jean Stoll was in juni 1919 in de kazerne en keerde aan het einde van zijn militaire dienst in 1921 terug naar huis. Daarna volgden zes data waar sprake is van een verslechterende gezondheid, tussen 1934 en 1936, het jaar waarin Jean Stoll in een sanatorium werd opgenomen (in Béligneux, in de Ain?). Vele jongeren die onder de Duitse bezetting hadden geleefd, hadden niet alleen honger geleden, maar ook geleden onder zware leefomstandigheden. Jean Stoll vertelde dat hij samen met andere mannen (tot wel 200) werd meegenomen, dat ze lang moesten lopen, hard moesten werken onder dwang en dagen gevangenisstraf ondergingen zonder te eten, of hooguit wat water en droog brood. Toen hij bij zijn moeder terugkeerde in Lille, bekende hij “vol beesten” te zitten (luizen en ander ongedierte). Dergelijke leefomstandigheden hadden vaak tuberculose tot gevolg die de bevolking, voornamelijk de jongeren, uitroeide.

Dit is het verslag van een vindingrijke jongen die eerst probeerde in zijn levensonderhoud te voorzien door vrijwillig te werken en die daarna door de bezetter gedwongen werd dwangarbeid te verrichten. Hij was “Menschmaterial”, zoals de Duitsers dat destijds noemden. Iedereen kon, samen met zijn bezittingen, gevorderd worden voor taken waarvan een aantal bezoldigd werden.

Hij was “Menschmaterial”, zoals de Duitsers dat destijds noemden. Iedereen kon, samen met zijn bezittingen, gevorderd worden voor taken waarvan een aantal bezoldigd werden. Was dit uit schaamte of omdat hij opgenomen was in eenheden die niet zo genoemd werden?

Dit verslag heeft te weinig data en aanknopingspunten om een belangrijke getuigenis te vormen. Maar het geeft wel een voorbeeld van de beleving van het geweld dat ondergaan werd tijdens de militaire bezetting in de Eerste Wereldoorlog, met als gevolg een blijvend trauma, maar zonder dat er opgeroepen werd tot wraak.

Marie-Pascale PREVOST-BAULT, Hoofdconservator

Transcriptie van Laurine FABURÉ

(*) Schenking gedaan in september 2019, Nummer 074215. Handgeschreven schrift in inkt van tien pagina’s, in aansluiting op liedjes.

Bibliografie: Annette Becker, Les cicatrices rouges. 14-18. France et Belgique occupées, Arthème Fayard, 2010.